Bernrode grenspoezie

De grens

Een grens is een lijn die het ene van het andere scheidt, waarbij dat ene en dat andere zeer verschillende vormen aan kunnen nemen. Wanneer het om de scheiding tussen twee landen gaat, spreek je van een politieke of staatkundige grens. Er zijn ook natuurlijke grenzen, gevormd door een bosrand, een rivier, een kust, een bergketen. Je kunt, in het groot, spreken over de grenzen van het heelal, maar ook, in het klein, over erfgrenzen of, als je de cirkel nog strakker aantrekt, over de grenzen van het lichaam. Behalve al die fysieke, uiterlijke grenzen zijn er ook geestelijke, innerlijke grenzen. Bijvoorbeeld de grens tussen goed en kwaad, tussen het fatsoenlijke en het onfatsoenlijke, tussen het bekende en het onbekende.Ten slotte is er nog een zeer abstracte grens : de uiterste grens, de lijn waarachter niets is. De grens tussen tijd en eeuwigheid, tussen leven en dood, tussen zijn en niet-zijn. Grenzen in de poëzie kunnen fysieke grenzen zijn. Dichters in ballingschap schrijven vaak over de voor hen gesloten grenzen van hun land. In hun poëzie proberen ze die toch over te steken. Het bijzondere is dat ze soms zelf de grens niet over kunnen, maar dat hun gedichten dat wel kunnen en in een ondergronds circuit gretig worden gelezen.

 

Sommige dichters zijn avonturiers. Ze zoeken graag het onbekende op. Ze steken landsgrenzen over en schrijven gedichten over hun ervaringen in het buitenland. J. Slauerhoff is een dichter die in zijn poëzie veel over zijn onstuitbare drang tot reizen – en zijn onvermogen ergens te aarden – heeft geschreven. In zijn beroemde gedicht ‘Woninglooze’ verwoordt hij dat zo :

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,

Nooit vond ik ergens anders onderdak ;

Voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,

Een tent werd door den stormwind meegenomen.

 

Dichters spreken graag in beelden en fysieke grenzen in de poëzie zijn vaak ook geestelijke grenzen.

De dichter Toon Tellegen schreef het volgende gedicht :

Ik trok een streep :

tot hier,

nooit ga ik verder dan tot hier.

Toen ik verder ging

trok ik een nieuwe streep,

en nog een streep.

De zon scheen

en overal zag ik mensen,

haastig en ernstig,

en iedereen trok een streep,

iedereen ging verder.

(uit : Over de liefde en over niets anders, Querido 1997)

Mensen hebben de neiging voor zichzelf grenzen te stellen en die vervolgens te overschrijden.Toon Tellegen verbeeldt dit enigszins absurd door de mensen letterlijk strepen te laten trekken. Die versmelting van fysieke en geestelijke grenzen vind je in de poëzie van alle tijden en van alle landen. Deuren, drempels, vensters, bruggen, hekken, veerboten, poorten zijn allemaal woorden die een fysieke grens aangeven. In gedichten kom je ze veel tegen en krijgen ze vaak een symbolische betekenis. Met het overschrijden van de drempel, met het betreden van de andere ruimte, wordt ook geestelijk een andere ruimte betreden. Dichters zijn geïnteresseerd in overgangen, in ontwikkeling, in fysieke en geestelijke vrijheid, in leven. Ze verzetten zich tegen verstarring, opsluiting, onderdrukking, verveling, doodsheid.

Maak jouw eigen website met JouwWeb