Het woord als grenspaal

De dichter Gerrit Komrij publiceerde in 1982 een gedicht waarin het dichterlijk woord zelf als grens wordt voorgesteld, maar dan wel als een grens die het niets van het niets scheidt. Gerrit Komrij (1944-2012) was een van de grootste levende Nederlandse dichters. Van 2000 tot 2004 was hij Nederlands eerste Dichter des Vaderlands. Hij ziet elk gedicht als een ‘eigen, geïsoleerde natuur’, die zijn eigen vernietiging in zich draagt. Het gedicht ontstaat uit het niets en verdwijnt in het niets, wat de woorden onder hoogspanning zet. Een van zijn uitspraken over poëzie, opgenomen achter in de verzamelbundel Alles onecht, luidt : ‘Ik acht de poëzie geen voertuig voor intimiteiten uit het zieleleven. Een gedicht schrijven is voor mij als het opwerpen van wegversperringen, het plaatsen van verkeersborden en het bouwen van hekken, om zélf buiten schot te blijven. Een dichter doet niet meer dan het oprichten van waarschuwingsborden : “Gevaarlijk terrein.!” Alleen zo handhaaft hij zijn vrijheid, alleen zo komt hij los van zijn woorden.’ Komrij is een dichter van de maskerade: voor één gezicht kiezen, ziet hij als een vorm van jezelf opsluiten. In de bundel Gesloten circuit, die Gerrit Komrij in 1982 publiceerde, staat de driedelige gedichten reeks Chaos.

 

 

Chaos

 

1

 

Hem vliegen losse woorden naar de keel.
Een grenspaal. Vale paarden. Takkenbossen.
Oog. Krijt. Een legioen. Gevaar. Vuilgeel.
Ze dansen door het luchtruim. Zie ze hossen.
Hij kan er op papier niets mee verlossen
Wat lijkt op een gedicht. Verdomd. Niets past er.
Wat moet een woord als wolken naast kolossen ?
Hij deponeert ze in zijn hoofd. Kadaster.
Het lijkt of ze voorgoed begraven zijn.
Maar vroeg of laat begint een dunne draad,
Gesponnen uit melancholie en pijn,
Van woord tot woord een weg te zoeken om
Een web te weven – stom en delicaat –
Waaruit opeens een vers valt. Als een bom.

 

2

 

Tussen de doodshoofden en steenkolossen,
Over een wilde steppe, wit van krijt,
Rijden de heksen met hun takkenbossen
Op vale paarden. Het is wintertijd.
Ze vrezen geen gevaar. De steppe is wijd.
Het krijt gaat over in vuilgele mossen.
En zomer is het. Langs de hemel schrijdt
Een legioen van lichte zonnerossen.
Dan trekt de lucht weer dicht. De wolken dijen
Uiteen en krimpen, en een wervelwind
Tilt alles op. Omhoog stuivende keien
Verbrijzelen de paardeogen. Blind
Zijn ook de heksen nu. Ze razen voort.
Het is weer zomer. Het maakt geen verschil.
Van grenspalen heeft hier geen heks gehoord.
Het is alsof geen paard hier sterven wil.

 

3

 

Als alles raast en kolkt en kookt en spat
Houdt dan een woord als grenspaal nog wel stand ?
Of springt de watergolf over de rand
Van het gedicht en maakt de bladzij nat ?
Vliegt dan het boek dat dit gedicht bevat
Niet acrobatisch dansend uit uw hand,
Als door een windhoos opgetild, totdat
De inhoud zuigend losschiet uit de band ?
Ontploft het vers, zodat uw hand verbrandt ?
Zakt u met boek en al in een zwart gat ?
De dichter is niet slechts een simulant
Maar hij verbeeldt zich ook nog wonder wat.

 

Gerrit Komrij

 

Uit : Alle gedichten tot gisteren, Uitgeverij De Bezige Bij, 2004

Opdrachten

1.  Poëzie is in Komrijs ogen maakwerk en ontspruit volledig aan de verbeelding van de dichter: er is niets ‘echts’ aan. Het driedelige gedicht ‘Chaos’ demonstreert dit. Hoe ?

2. ‘Chaos’ volgt het ontstaan en vergaan van een gedicht. In het eerste gedicht krijgt de lezer een chaos van losse, onsamenhangende woorden voorgeschoteld, in het tweede gedicht hebben die woorden plaats gekregen in een samenhangend gedicht. In het derde gedicht knalt het gedicht weer uit elkaar. Komrij heeft niets met dichters die hun gevoelens uitdrukken.Toch is er in het eerste gedicht sprake van ‘een dunne draad / Gesponnen uit melancholie en pijn’. In het tweede gedicht, waarin die gesponnen draad vervolgens wordt getoond, zegt de dichter nergens dat hij zo melancholisch is of zo’n pijn heeft. Zit er in het weefsel van dit tweede gedicht toch melancholie en pijn, of is de dichter ‘slechts een simulant’, zoals hij aan het slot van het derde gedicht zegt ?

3. Komrijs gedicht is een gedicht dat gaat over het gedicht zelf. Toch zegt het gedicht impliciet ook iets over het leven. Wat?

4. Het gedicht van Komrij gaat over het gedicht zelf, maar de ontstaansgeschiedenis van het gedicht lijkt parallelen te vertonen met de ontstaansgeschiedenis van het heelal en de voorspelde ondergang ervan. Zoek die parallellen. (Let daarbij op woorden als ‘chaos’,‘luchtruim’, ‘zwart gat’.)

5. ‘De dichter is niet slechts een simulant / Maar hij verbeeldt zich ook nog wonder wat’, dicht Komrij. Zou je het gedicht van Komrij als beschouwend kunnen typeren ?